Biografie J.C.A. Goedhart

Op 16 september 1975 overleed in Rijswijk (ZH) de kunstenaar Jan Catharinus Adriaan Goedhart. Hoewel hij grote faam genoot als portretschilder heeft hij in scheepvaartkringen toch vooral naam gemaakt als zeeschilder. In het voorjaar van 2006 is een aan hem gewijde monografie verschenen begeleid door een tentoonstelling over zijn leven en werken in het Maritiem Museum Rotterdam.

Jan Goedhart wordt op 18 juni 1893 geboren in Silau Toewa, oostelijk van het Tobameer op Sumatra. Zijn vader is voormalig marineofficier J.G.A Goedhart (1860-1932), dan werkzaam bij de Deli Cultuur Maatschappij als hoofdadministrateur; zijn moeder is C..A. Voorduin (1863-1893). Reeds enkele dagen na de geboorte van de jongen overlijdt ze. Als Jan zes jaar is vertrekt hij naar familie in Nederland. Afwisselend woont hij in Den Helder, Apeldoorn, Den Haag en tenslotte weer Apeldoorn waar hij de MULO bezoekt. Hier wordt zijn bijzondere tekenaanleg onderkend en krijgt hij zijn eerste teken- en schilderlessen van de Apeldoornse beeldhouwer P. Puijpe (1874-1942).

Enkele jaren later besluit zijn vader enkele tekeningen voor te leggen aan professor C.L. Dake (1857-1918) docent aan de Rijks-Academie in Amsterdam. Dake blijkt onder de indruk en geeft hem een jaar lang privé-les in zijn loge op de academie. Na een jaar doet Jan toelatingsexamen. Dake heeft alle vertrouwen in zijn pupil en laat hem meteen ook examen doen voor de volgende klas. Hij vraagt hoe Jan verder wil. Deze antwoordt dat hij van de zee en schepen houdt en dat hij wel zeeën zou willen schilderen. Dake adviseert hem echter (“de zee hebben we hier niet”) portretstudie te kiezen. “Met portretschilderen kun je vaak beter je brood verdienen dan met andere dingen”, is zijn argument.

Na een onderbreking vanwege de mobilisatie keert Goedhart in 1917 terug naar de academie. Omdat professor Dake is overleden vraagt hij professor J.H. Jurres (1875-1946) hem te begeleiden bij het voltooien van zijn opleiding. In 1921 vestigt hij zich in de hoofdstad als zelfstandig kunstenaar.

In deze periode schildert hij vooral portretten. Het kunstenaarsbestaan valt hem echter niet mee. Hij is inmiddels gehuwd en heeft moeite het hoofd boven water te houden. Gaandeweg richt hij zijn blik op Den Haag waar hij verwacht betere mogelijkheden aan te treffen om te slagen als portretschilder. Hij vertrekt naar Den Haag en treedt eind 1921 toe tot het Schilderkundig Genootschap ‘Pulchri Studio’. Hier maakt hij kennis met enkele ‘kopstukken’ zoals hij ze aanduidt, onder wie Jan Sluijters (1881-1957) en Kees van Dongen (1877-1968). Goedhart, en bescheiden en eigenlijk wat verlegen man, gaat echter zijn eigen gang en zoekt niet echt het gezelschap van andere kunstenaars. In zijn huiselijk leven breekt een minder gelukkige periode aan en in 1925 wordt zijn huwelijk ontbonden. In artistiek opzicht gaat het goed met hem; met name zijn portretkunst blijft niet onopgemerkt. Zo ontvangt hij in 1930 de eervolle opdracht om voor het gemeentehuis van Hulst het portret te schilderen van koningin Wilhelmina.

Nog in dat jaar hertrouwt Goedhart met Jenny van Beusekom, muziekstudente aan het conservatorium. Goedhart heeft thans een zekere naamsbekendheid opgebouwd. Het duurt dan ook niet lang voordat hij zijn eerste grote tentoonstelling krijgt en wel in de gerenommeerde Kunstzalen Kleykamp, een begrip in het Haagse culturele leven van de jaren tussen de beide wereldoorlogen. Behalve portretten toont hij er bloemen, figuurstukken en marines. Deze laatste schildert hij doorgaans voor zijn eigen genoegen. Meestal schildert hij thema’s waarvoor bij het publiek meer vraag bestaat.

Vanaf 1932 vergezelt hij zijn echtgenote naar Duitsland waar zij voor haar vader enkele zakelijke belangen waarneemt. Ze brengen daar veelal ook de vakanties door aangezien de wet niet toestaat dat vrijgekomen financiële middelen het land uitgaan. In Duitsland schildert Goedhart veel landschappen en ook zijn maritieme oeuvre breidt zich uit. De inspiratie hiervoor doet hij op tijdens zeereizen, onder meer met het s.s. ‘Bremen’, naar Noorwegen en Zuid-Europa. Behalve schepen schildert hij havens, kust- en zeegezichten. Hij werkt meest vanuit de directe waarneming en schildert de doeken vaak meteen af. Als de omstandigheden dat niet toelaten maakt hij schetsen in olieverf. Er is veel belangstelling voor zijn in impressionistische stijl geschilderde werken; stukken die hij onderweg schildert worden vaak nog tijdens de reis verkocht. Vanwege zijn inkomenssituatie vertrekt Goedhart in 1937 met zijn gezin naar Düsseldorf. Weinig politiek bewust als hij is wordt hij later volkomen verrast door de oorlogsontwikkelingen. Hij trekt naar Zuid-Duitsland en wacht daar met zijn gezin -het huwelijk bracht een dochter Winifred (1933) voort- het einde van de oorlog af. Men komt die jaren relatief goed door en zodra de huisvestingssituatie in Nederland dat toelaat keert het gezin terug.

In 1951 maakt hij zijn eerste reis met een marinevaartuig. Uitgenodigd door de Koninklijke Marine vaart hij, met enkele andere kunstenaars, enkele dagen mee op Hr..Ms. ‘Batjan’. Hun werken die naar aanleiding van deze reis ontstaan worden later op verschillende locaties tentoongesteld, onder andere in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Deze werken leveren zodanige reacties op dat men van marinezijde met een initiatief komt dat leidt tot de oprichting van de Nederlandse Vereniging van Zeeschilders. Goedhart, die ook bij de oprichting betrokken is, behoort tot de leden van het eerste uur. Het jaar daarop maakt hij met zijn echtgenote een reis mee van het m.s. ‘Argos’ van de K.N.S.M. naar de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. De reis levert een schat aan materiaal op: foto’s, schetsen en voltooide werken. In latere jaren zal hij op uitnodiging van de Koninklijke Marine nog een aantal zeereizen meemaken, zowel op de Noordzee als in de Middellandse Zee.

In deze jaren ontwikkelt hij zich tot één van de belangrijkste vaderlandse zeeschilders van de twintigste eeuw. Zijn schilderijen vallen op door oog voor scheepsvormen en details; wat het laatste betreft voornamelijk in die zin dat hij ze slechts summier aangeeft of zelfs weglaat zoals men dat ook op zee waarneemt. Karakteristiek voor veel werken zijn de zware, soms op een geheel eigen manier vorm gegeven wolkenluchten. Goedhart werkt in een realistisch-impressionistische stijl doorgaans met veel kleur en kleurschakeringen in de lucht, de wolken en het water. Zijn stijlopvatting houdt ook in dat hij soms zijn werken uitvoert in een vrijwel monochrome stijl want: “als het donker weer dan is het nou eenmaal donker”. Dat deze opvatting succes niet in de weg staat blijkt uit het schilderij dat hij maakt van de aankomst van het Engelse koninklijke paar met het jacht ‘Britannia’ bij het staatsbezoek in 1958. De Koninklijke Marine heeft een aantal kunstenaars uitgenodigd om aan boord van één van haar schepen de aankomst voor IJmuiden gade te slaan. Ondanks het ietwat druilerige weer en het statische karakter van de gebeurtenis maakt Goedhart er een bijzonder schilderij van. Het wordt door een jury geselecteerd om, namens de Koninklijke Marine, aan de Engelse vorstin te worden aangeboden. Als het schilderij in de zomer van 1960 met Hr. Ms. ‘Utrecht’ naar Londen wordt gebracht is Goedhart aan boord om bij de overhandiging aanwezig te zijn.

In zijn werk legt Goedhart een voorkeur aan de dag voor marinevaartuigen en zeeslepers. Hij is ook erg onder de indruk van de verschijning van de Amerikaanse liner s.s. ‘United States’ met haar imposante schoorstenen. Hij maakt van dit schip een aantal schilderijen. Behalve schepen en havens schildert hij ook regelmatig studies van zeeën: ‘pure’ marines, zonder schepen en bij alle denkbare omstandigheden en in alle kleuren.

Behalve als zeeschilder is Goedhart nog steeds actief als portretschilder. Als zodanig heeft hij in 1965 nogmaals succes met een in competitie vervaardigd schilderij. Hij meldt zich aan voor een internationaal concours dat is uitgeschreven door de Sociedad Bolivariana in Venezuela. De opdracht is het vervaardigen van een levensgroot uitgevoerd portret van de legeraanvoerder en staatsman Simon Bolivar (1783-1830). De voorbereidingen nemen veel tijd in beslag, vooral het uniform van de held en de daarop behorende eretekenen bezorgen hem hoofdbrekens. Op het juiste spoor gezet door een Venezolaanse postzegel begint Goedhart aan het, letterlijk, enorme karwei. De afmetingen van het meer dan levensgrote doek vormen aanvankelijk een probleem. De bijna 72-jarige (!) Goedhart installeert zich daarom met alle benodigde materialen op een tafel zodat hij ook de bovenzijde van het meer dan levensgrote doek kan bewerken. Deelnemers uit 17 landen sturen niet minder dan 78 werken in. Daarvan worden door de Venezolaanse overheid zeven werken aangekocht die een plaats zullen krijgen in het presidentiële paleis in Carácas. Daaronder bevindt zich ook het werkstuk van Goedhart die zich hiermee een zeer eervolle tweede plaats verwerft.

In de loop van de jaren zestig is in zijn maritieme werk iets merkbaar van de invloed van anderen. Goedhart is eigenlijk geen verenigingsmens en hij is evenmin iemand die de publiciteit voor zijn werk zoekt. Toch is het lidmaatschap van de vereniging van zeeschilders voor hem een goede zaak gebleken. Hoewel hij zijn traditionele werkwijze aanhoudt staat hij door de omgang met andere kunstenaars toch open voor bepaalde artistieke vernieuwingen. Vanaf deze tijd is hij bijvoorbeeld steeds vaker geneigd om studies van zeeën en schepen, soms sterk geabstraheerd, als voltooide en op zichzelf staande kunstwerken te beschouwen.

Belangrijk zijn voor hem ook de tentoonstellingen die de vereniging regelmatig in het land houdt. Zijn maritieme werk wordt nu in bredere kring gezien dan voorheen. Werken worden gekocht door particulieren die de tentoonstellingen bezoeken en door rederijen zoals de Koninklijke Rotterdamse Lloyd , de Holland Amerika Lijn en vooral door de Koninklijke Marine.

In zijn latere loopbaan raakt Goedhart in zijn bewegingsvrijheid wat beperkt door persoonlijke omstandigheden en ook zijn gezondheid laat van tijd tot tijd te wensen over. Omdat hij geen auto rijdt verplaatst hij zich voornamelijk met het openbaar vervoer hetgeen voor het werken op locatie een belemmering blijkt. Zo zou hij graag nog eens in de Rotterdamse havens gewerkt hebben maar het is er weinig of niet van gekomen. Ook om deze reden zijn de reizen met de marine een uitkomst. Vanaf het einde van de jaren zestig, als zijn gezondheid minder wordt, raakt hij steeds meer aan huis gebonden. Het belet hem echter niet om nog steeds actief te zijn. Hij schildert vrijwel iedere dag: het uitzicht vanaf een balkon op de erachter gelegen daken, de bloeiende struiken in zijn tuin, portretten, zeeËn.. Een oude foto inspireert hem tot een schilderij waarop drie J-klassers elkaar bekampen. Het is zijn laatste, grote maritieme werk. Op 16 september 1975 overlijdt Jan Goedhart. Hij laat een maritiem oeuvre achter dat de traditie weerspiegelt van de zeeschilderkunst van de Lage Landen in al haar rijkdom en veelzijdigheid.

A. Knops

Dit artikel verscheen eerder in het maritieme tijdschrift ‘De Blauwe Wimpel’, nr 7, 60e jg., juli 2005.